Identiteit

Wie ben ik? 

Als je nieuwe mensen ontmoet, is meestal één van de eerste vragen: wat doe je? Werk bepaalt voor een groot deel je identiteit: je bent verpleegkundige, timmerman, bakker…… Maar wat als je dat werk niet meer kunt doen? Bij de bijeenkomsten die ik als ervaringsdeskundige begeleid voor Andere Toekomst kom ik elke keer mensen tegen die niet meer zijn wie ze ooit waren. Hun arbeidsbeperking dwingt ze een nieuwe ‘ik’ te vinden.  

Hendrik was 16 jaar toen hij als timmerman begon in de bouw. Hij werkte zich op tot meewerkend voorman. Na een bedrijfsongeval moest hij ziek naar huis en daar begon zijn traject om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan. Want ziek zijn, dat kan niet in de bouw. Tijdens de twee jaar die hij in de ziektewet zat heeft hij alles geprobeerd om terug te komen. Keer op keer viel hij na een paar weken aangepast werk uit en lag hij weer plat. Zijn frustratie groeide, hij werd steeds ongelukkiger. Ook thuis was het moeilijk. Hoewel zijn vrouw zei dat hij rustig aan kon doen en aan zichzelf moest denken, vond hij op de bank liggen verschrikkelijk. Hendrik zag hoe zij naast haar werk het huishouden draaide, terwijl hij de hele dag thuis was. Ook daar kon hij zelfs niet aan bijdragen.  

Nietsnut 

Pasgeleden heeft Hendrik zijn WIA-beschikking ontvangen: hij is voor 80-100% afgekeurd voor het werk dat hij voorheen deed. Met andere woorden, hij is geen meewerkend voorman meer, geen timmerman maar ook thuis kan hij niet helpen om zijn werkende vrouw te ontlasten. Hoe kan hij dan toch met zijn vrouw op de markt rondlopen? Hij hoort het de buren al denken. (‘Zie je wel, hij mankeert niets, lekker makkelijk om het hele jaar vakantie betaald vakantie te vieren.’) Van een hardwerkende timmerman, een gezellige collega, een vriend met gouden handen die altijd kwam helpen is hij voor zijn gevoel veranderd in een nietsnut en een profiterende thuiszitter.  

Leren accepteren

De tijd breekt aan dat hij moet leren aanvaarden dat hij bepaalde dingen nooit meer kan. Werken in de bouw is voorgoed voorbij. Wanneer hij een klusje voor iemand doet, heeft hij daar dagen, zo niet weken, last van. Het duurt lang voordat je hoofd accepteert dat je lijf beperkingen heeft. Want het hoofd wil maar één ding: zo snel mogelijk weer aan het werk. Pas wanneer hoofd en lijf zich bewust zijn van de beperkingen ontstaat ruimte om naar nieuwe mogelijkheden te kijken. Of, zoals een deelnemer van een bijeenkomst zei: ‘Je moet eerst vrienden worden met je nieuwe zelf.’ 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *